Tala Takma rende zo hard als haar rode stiletto hakken dat toelieten van de bushalte naar de rechtbank. Ze was laat voor haar zitting. Slalommend om de overige bezoekers heen wrong ze zich door de draaideur van het Paleis van Justitie, maar kwam met haar metalen rolkoffer klem te zitten. Onder het uiten van een ternauwernood gesmoorde vloek trok ze de koffer los en beende in hoog tempo op het beveiligingspoortje af, waar een besnorde bewaker juist een bekertje koffie aan zijn mond zette. ‘Haastige spoed, dat gaat nooit goed’ hinnikte de man, knipogend naar Tala, die met moeite haar kaken op elkaar wist te houden.

De jonge advocate smeet haar koffer op de band en liep door het poortje, waarop deze een luid piepsignaal afgaf. ‘Allejezus nee’ stiet Tala woedend uit, ‘niet ook dat nog’. Ze keek de bewaker wanhopig aan, in de verwachting dat hij de bekende vragen zou gaan stellen over de vergeten telefoon, sleutelbos of pacemaker. De eerste twee had ze inderdaad nog in haar jaszak zitten. Maar de bewaker lachte alleen maar en maakte een zwierig gebaar. ‘Loop maar door moppie’, zei hij stralend en drukte daarbij op de knop waarmee de deur openzwaaide. Tala blies de man een kushand toe, waarop de man zichzelf met de vuist op de borst sloeg. Zijn dag kon niet meer stuk.

Een minuut  later stond Tala naast haar cliënt, die smachtend op haar had zitten wachten op één van de oncomfortabele stoeltjes naast de zittingszaal. Er was nauwelijks tijd voor een praatje want de bode gaf aan dat ze naar binnen moesten. Eenmaal begonnen verliep gelukkig alles op rolletjes. De rechter leek de eisen van Tala’s client te gaan toewijzen en het hele gezelschap stond alras weer buiten. Eindelijk was er een moment voor een latte macchiato in de koffiecorner van de rechtbank. Tala pakte haar telefoon en zag een mailtje van haar patroon Atticus zitten: ‘mevrouw Dasselaer is in paniek. Bel jij even ?’.

Het scheelde niet veel of Tala had het nummer van de arme mevrouw Dasselaer ingetoetst op het scherm, toen een hand op haar schouder voelbaar werd en in haar oor het warme stemgeluid van Rombout Varkensberg weerklonk. ‘Dag Tala, als we elkaar zo steeds blijven treffen zijn we toch M.F.E.O. hoor’ knorde de strak gekapte assistent-deurwaarder haar opgewekt toe. ‘Wat is dat, “Emefio”’, vroeg Tala, nauwelijks haar weerzin verhullend. Rombout was een opdringerig sujet die altijd net iets te dichtbij ging staan. Bovendien droeg hij foute pakken en walmde hij van nuffige after-shave. ‘Oei Tala, weet je dat niet’, gnuifde Rombout quasi verbaasd, duidelijk glunderend dat hij haar even tuk had. ‘Made For Each Other’, voegde hij haar veelbetekenend toe. Tala sloeg haar ogen ten hemel en slaakte een diepe, afkeurende zucht. De avances van de net iets te mollige Rombout waren zo kansloos als het maar kon, maar hij leek immuun voor Tala’s vlammende afweerraketten. 

‘Rombout, ik heb helaas geen tijd voor geklets, bitste ze de assistent-deurwaarder toe, terwijl ze opstond en haar koffer overdreven stevig vastpakte. ‘Ik moet er vandoor, laters’. Veel duidelijker kon het niet worden, dacht ze terwijl ze de rechtbank uit snelde. Op zakenfeestjes waar Rombout aanwezig was liet hij geen gelegenheid voorbij liet gaan Tala’s aandacht te trekken. Het was eigenlijk nogal genant.   

Later die middag was er een borrel van de Jonge Balie in Schlemmer, zodat Tala zeker meende te weten dat ze Rombout daar niet zou treffen. Het was evenwel of de duvel ermee speelde,  want niet alleen was de assistent-deurwaarder aanwezig, hij was in vergaande kennelijke staat.  In no time stond hij naast Tala en sloeg hij vaderlijk zijn arm om haar frêle schouders. ‘Zeg Tala, mag ik je aan iemand voorstellen ?’ lalde Rombout, die zonder het antwoord van zijn geïrriteerde amica af te wachten een gespierde man van oriëntaalse komaf aan zijn arm trok. ‘Dit is mijn vriend, hij heet Maurice’ zei Rombout met een lach die zijn hagelwitte tanden recht deed. ‘We gaan volgende maand trouwen’.

Tala verslikte zich in haar glaasje Chardonnay en sproeide daarbij flink wat spetters over Rombout en Maurice heen. ‘Oh Rombout wat een geweldig nieuws’ wist ze er uit te persen, waarbij ze zich bedacht dat dit inderdaad het geval was.  ‘Dat vraagt om een paar Bellini’s guys’, herpakte ze zich dadelijk manmoedig en draaide zich om naar de bar.

Rombout straalde : dit werd zijn avond, dat stond vast. 

 

Column Michaël van Basten Batenburg, Den Haag Centraal 27 maart 2015

Download hier deze column in pdf

 

Gepubliceerd op: 27 maart 2015
M.F.E.O.
Delen: