De dga in de spotlight

‘Fiscus overweegt jacht op superrijken’ kopte de Volkskrant op 14 augustus jl. Weliswaar verwacht ik gezien de zakelijke opstelling van de fiscus zo’n jacht niet, maar de vermogende particulier en de dga trekken de aandacht. Denk bijvoorbeeld ook aan alle publiciteit rondom het boek ‘Capital in the Twenty-First Century’ van Thomas Piketty. De onwenselijk geachte scheve vermogensverdeling bestaat ook in Nederland. Dga’s bezitten, exclusief pensioenvermogen, ca. € 142 miljard. Daarvan is € 127 miljard in handen van huishoudens met een vermogen van meer dan € 1 mln. Dat betekent dat ca. 10% van het totale particuliere vermogen in Nederland in handen is van grofweg 290.000 dga’s (die deels elkaars partner zijn). Overigens is enige nuance op zijn plaats omdat het pensioenvermogen niet is meegeteld. Als dat wel meetelt, is de vermogensverdeling waarschijnlijk veel minder scheef (vergelijk Bas Jacobs, 2014, Hoe ongelijk is vermogen in Nederland verdeeld?).

In een recente CPB publicatie wordt opgemerkt dat dga’s relatief eenvoudig een fiscaal optimaler resultaat kunnen bereiken: “DGA’s schijnen inkomen vooral te schuiven over de tijd door vermogen op te bouwen binnen hun bedrijf”. Weliswaar is het CPB voorzichtig door het gebruik van het woord ‘schijnen’, maar toch gelden op voorhand enkele nuances. Wanneer immers de aanmerkelijkbelangheffing wordt uitgesteld door geen dividend uit te keren, is binnen de bv over het jaarlijkse rendement wel vennootschapsbelasting verschuldigd. Bij een laag rendement levert dit een voordeel op voor de dga, bij een hoog rendement evenwel een nadeel. Bovendien kan gebrek aan dividenduitkeringen ook haar oorzaak vinden in de slechte financiële positie van de bv, de financieringsbehoefte voor uitbreidingsinvesteringen of beperkingen in bankconvenanten. Een zeker niet onbelangrijke oorzaak ligt ook bij het genoegzaam bekende pensioentekort, waardoor dividenduitkeringen een fictieve pensioenafkoop kunnen oproepen.

Een ander voordeel voor de dga is de mogelijkheid tot loonoptimalisering. Het CPB laat zien dat opvallend veel dga’s een inkomen hebben rond de grens van de laatste tariefschijf. Daardoor wordt het hoogste tarief ontweken. Gewone loontrekkenden hebben deze mogelijkheid tot optimalisatie niet. De recente verscherping van de fictiefloonregeling lijkt in dit opzicht dan ook terecht. Maar aan de andere kant, dga’s worden voor hun loon zwaarder belast (namelijk tegen maximaal 52%), terwijl ondernemers door de werking van de mkb-winstvrijstelling een beduidend lager maximaal tarief voor hun winst kennen. Het pleidooi van Edwin Heithuis (zie V-N 2015/4.0) tot het creëren van een grotere gelijkheid tussen beiden, verdient dan ook navolging.

Er zijn zeker objectieve redenen om de dga fiscaal nauwlettend te volgen, maar de aandacht gaat vooral, en ten onrechte, uit naar vermeend misbruik en niet naar de onderliggende oorzaken. Als de wetgever eens werk zou maken van het eerder genoemde dga-pensioendossier en ook de vermogensrendementsheffing in lijn zouden brengen met reële rendementscijfers, zouden dga’s ongetwijfeld eerder en meer dividend uitkeren. Wat mij betreft mogen dan overigens tevens de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten vervallen. Zonder objectieve onderbouwing bevoordeelt die namelijk de dga. 

Ruud van den Dool in Uitvergroot gepubliceerd in Vakstudie Nieuws 2015-41.0 tevens op taxlive.nl/uitvergroot

Gepubliceerd op: 3 september 2015 in Belastingrecht
De dga in de spotlight
Delen: