Internationaal huwelijk - vermogensrechtelijke gevolgen.

Internationaal huwelijk – vermogensrechtelijke gevolgen

Bij een internationaal huwelijk kan op één huwelijksvermogensregime het recht van verschillende landen van toepassing zijn. Dit geldt voornamelijk voor die echtgenoten die voorafgaand aan hun huwelijk geen rechtskeuze uitbrengen door middel van huwelijkse voorwaarden. Als deze echtgenoten vervolgens omwille van hun internationale carrières van land naar land trekken, kan het op grond van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 of de Verordening Huwelijksvermogensstelsels zijn dat het huwelijksvermogensrecht van verschillende landen van toepassing is op verschillende periodes van het huwelijk. In een vorig blog ben ik nader ingegaan op de wijze waarop het toepasselijk recht wordt bepaald.1 Hieronder zal ik voornamelijk de vermogensrechtelijke gevolgen toelichten.

Voorbeeld casus

Een Nederlandse man en een Servische vrouw trouwen met elkaar in Servië in 2004. Na de huwelijkssluiting vertrekken zij samen naar Oostenrijk waar zij voor een periode van twee jaar werken voor een internationale organisatie. Vervolgens vertrekken zij naar Nederland om zich aldaar te vestigen. In 2010 verkrijgt de vrouw de Nederlandse nationaliteit.

Indien de echtgenoten uit bovenstaand voorbeeld willen scheiden in Nederland, dan zal de Nederlandse rechter het Huwelijksvermogensverdrag 1978 toepassen om te bepalen welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is. Nu deze echtgenoten geen rechtskeuze hebben uitgebracht, wordt het toepasselijk recht op grond van de art. 4, 5 en 7 Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 bepaald.

In de eerste plaats geldt de hoofdregel van het verdrag die bepaalt dat het recht van de eerste huwelijksdomicilie geldt (artikel 4 lid 1). De echtgenoten woonden en werkten in Oostenrijk en dus is het recht van dat land van toepassing. Het enkele feit dat het huwelijk gesloten is in Servië is niet relevant, aangezien de echtgenoten binnen zes maanden na huwelijkssluiting in Oostenrijk gevestigd zijn. Het toepasselijke huwelijksvermogensrecht wijzigt echter automatisch naar het Nederlandse recht op het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit krijgt (artikel 7 lid 2 sub 1). Deze automatische wijziging van het toepasselijke recht heeft alleen gevolgen voor de toekomst (artikel 8 lid 1). Dit betekent dat de huwelijksgoederen en -schulden van partijen die zij op het moment van de wijziging bezitten, onderworpen blijven aan het Oostenrijkse recht. Op het vermogen en de schulden die in de jaren daarna worden opgebouwd is het Nederlandse recht van toepassing. Bovenstaande toepassing van verschillende rechtsstelsels wordt het “wagonstelsel” genoemd.

Wat zijn de vermogensrechtelijke gevolgen?

De vermogensrechtelijke gevolgen van een wijziging van het toepasselijk recht zijn aanzienlijk. Ieder land kent namelijk zijn eigen huwelijksvermogensrecht en de daaruit voortkomende wettelijke stelsels. Het kan dus zomaar zijn dat twee geheel verschillende regimes worden toegepast op één en hetzelfde huwelijksvermogen van de echtgenoten. Zo ook in bovenstaand voorbeeld. Het Oostenrijkse recht kent namelijk een regime van koude uitsluiting als wettelijk stelsel. Dit betekent dat echtgenoten in feite gehuwd zijn onder uitsluiting van iedere vorm van gemeenschap. Alle goederen en schulden van de echtgenoten blijven dus gescheiden. Op het moment dat het Nederlandse recht van toepassing wordt op het huwelijksvermogensregime geldt het tegenovergestelde. Het Nederlandse recht kende namelijk tot 2018 de algehele gemeenschap van goederen als standaard wettelijk stelsel. In de geschetste casus betekent dit aldus dat tussen de echtgenoten tot 2010 iedere vorm van huwelijksgoederengemeenschap was uitgesloten, terwijl dit vervolgens automatisch overgaat in een algehele gemeenschap van goederen op het moment dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen (zo volgt immers uit artikel 7 lid 2 sub 1 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978). Nu de gevolgen van het wagonstelstel alleen op de toekomst van toepassing zijn, geldt dat slechts de goederen (en schulden) die na 2010 zijn verkregen (en aangegaan) door een echtgenoot in de gemeenschap vallen. Het vermogen dat voor die tijd is verkregen onder het Oostenrijkse recht blijft derhalve privé eigendom van iedere echtgenoot. In de praktijk heeft het wagonstelsel verschillende keren tot een (onverwachte) wijziging van het huwelijksregime van de (ex-)echtgenoten geleid. 2

Is er een manier waarop dit voorkomen kan worden?

De beste manier om te voorkomen dat er verschillende rechtsstelsels van toepassing worden op het huwelijksvermogen is door vooraf een rechtskeuze te maken voor één toepasselijk recht. Nu de echtgenoten uit het voorbeeld dit niet hebben gedaan, zou een andere mogelijkheid zijn om alsnog een rechtskeuze uit te brengen. Indien de echtgenoten dat op dit moment zouden doen dan valt deze rechtskeuze onder de Verordening Huwelijksvermogensstelsels. Dit betekent in beginsel dat de rechtskeuze geen terugwerkende kracht heeft, waardoor er nog steeds sprake zou zijn van twee verschillende rechtsstelsels op een huwelijksvermogensregime. De echtgenoten kunnen er echter bewust voor kiezen om aan de rechtskeuze wel terugwerkende kracht toe te kennen. In dat geval is op het gehele huwelijksvermogen het recht van één land van toepassing en hoeft het huwelijksvermogensregime niet te worden opgeknipt.

Voor echtgenoten die gehuwd zijn vanaf 29 januari 2019 geldt de Verordening Huwelijksvermogensstelsels automatisch. Deze verordening geeft een meer eenvoudige regeling voor het toepasselijke recht dan het verdrag en heeft daarmee ook het wagonstelsel achter zich gelaten. De verordening gaat ervan uit dat het recht van één land gedurende het gehele huwelijk van toepassing is op het huwelijksvermogen. Dit wordt ook wel het onveranderlijkheidsbeginsel genoemd (artikel 46 preambule). Hier bestaat slechts een uitzondering op. Indien de echtgenoten hun laatste verblijfplaats voor een beduidend langere tijd in een ander land hebben gehad, kunnen zij zich erop beroepen dat dit recht moet worden toepast in plaats van het recht van hun eerste gezamenlijke gewone verblijfplaats (artikel 26 lid 3). Als de echtgenoten het daar niet over eens zijn, kan de rechter beslissen om het recht van deze laatste gewone verblijfplaats slechts toe te passen vanaf het moment dat zij daar zijn gaan wonen. Dit betekent dat alsnog de toepassing van twee verschillende huwelijksvermogensstelsels op één huwelijk kan ontstaan. Het verdient dus nog steeds aanbeveling om een rechtskeuze (en huwelijkse voorwaarden) te maken voorafgaande aan het huwelijk.

Conclusie

Het kan zeer onwenselijk zijn als op het huwelijksvermogen van expats twee verschillende huwelijksvermogensstelsels van toepassing zijn, simpelweg omdat deze tegenovergesteld kunnen zijn. Dit kan voorkomen worden door voor de sluiting van het huwelijk een rechtskeuze uit te brengen. Ook staande huwelijk is dit mogelijk. Raadpleeg hierover altijd een gespecialiseerde familierechtadvocaat met kennis van het internationaal familierecht.

Zie blog “Internationaal huwelijk: toepasselijk recht huwelijksvermogensregime” https://www.delissenmartens.nl/nl/actueel/blog-internationaal-huwelijk-bevoegdheid-nederlandse-rechter-en-toepasselijk-recht

2 Zie ook de volgende uitspraken waarin een wagonstelsel tot een (onverwachte) wijziging van het huwelijksregime van (ex-)echtgenoten heeft geleid: ECLI:NL:RBAMS:2019:7641; ECLI:NL:GHARL:2018:2188 & ECLI:NL:RBAMS:2017:1693

Gepubliceerd op: 7 februari 2022 in Internationaal Familierecht
Vragen?
Neem contact op met Sandra (S.L.A.) Verburgt
Internationaal huwelijk - vermogensrechtelijke gevolgen.
Delen: