Mediation in strafzaken, onbekend maakt onbemind?
De mogelijkheid om van mediation gebruik te maken in het strafrecht bestaat nu 10 jaar. In 2012 is namelijk art. 51h in het Wetboek van Strafvordering (Sv) opgenomen, waarin is bepaald dat het Openbaar Ministerie verdachte en slachtoffer moet wijzen op de mogelijkheden tot bemiddeling en dat de rechter bij zijn veroordelend vonnis met het resultaat van de bemiddeling rekening houdt. Deze strafrechtelijke mediation is kosteloos en wordt begeleid door professionals. Het is mogelijk voor zowel meerderjarige als minderjarige verdachten.
Desondanks wordt er 10 jaar na dato verhoudingsgewijs nog maar weinig gebruik van gemaakt. In ongeveer 1500 zaken (ruwweg 1% van het aantal zaken dat bij de rechtbanken komt) wordt mediation onderzocht. Voor de wetgever is dit aanleiding geweest om de wettelijke mogelijkheden rond mediation uit te breiden. Zo is er een nieuw artikel 573 Sv in de maak op basis waarvan de rechter een al lopende strafzaak (al dan niet voorwaardelijk) als beëindigd kan verklaren als een geslaagde mediation daartoe aanleiding geeft. Deze ontwikkeling laat zien dat het belang van mediation in het strafrecht breed gedeeld wordt.
Natuurlijk leent niet iedere zaak zich voor mediation. Het is met name van belang dat zowel slachtoffer en verdachte hiertoe de behoefte voelen en vooral de bereidheid tonen. In principe zijn daarmee ook zware zaken zoals ernstige geweldsmisdrijven of verkeers- en arbeidsongevallen geschikt voor mediation. Het is daarom voor de advocaat in strafzaken van groot belang de kansen en mogelijkheden die mediation biedt onder ogen te zien. Een geslaagde herstelbemiddeling is geen "verlaat de gevangenis zonder betalen-kaart", maar het geeft de rechter meer dan anders de mogelijkheid maatwerk te bieden. Mogelijk zou anders een langere gevangenisstraf overwogen zijn, of zou een minder groot deel voorwaardelijk zijn opgelegd. Wellicht komt eerder een taakstraf in beeld in plaats van een detentie. Mediation kan ook een slopende en kostbare procedure voorkomen waarin verdachte en slachtoffer ieder vanuit hun eigen juridische loopgraaf elkaar blijven bestoken zonder dat het een bevredigend resultaat oplevert.
Een advocaat zal daarom - uitgaande van een in beginsel bewijsbare zaak - al in een vroeg stadium de mogelijkheden van mediation moeten onderzoeken. Op basis van de resultaten van de bemiddeling kan de officier van justitie namelijk onder omstandigheden worden verzocht de zaak voorwaardelijk te seponeren, bijvoorbeeld met de verplichting de veroorzaakte schade te vergoeden. Hoewel ook een voorwaardelijk sepot een aantekening op het strafblad oplevert, zal deze aantekening mogelijk een minder groot probleem opleveren bij de aanvraag van een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) dan een veroordelend vonnis.
Het is daarbij goed voor ogen te houden dat meewerken aan mediation niet zonder meer een volledige juridische bekentenis in hoeft te houden. Voorwaarde is dat de verdachte zijn aandeel in het geheel erkent en daarvoor verantwoordelijkheid neemt. Het is ook niet de bedoeling dat datgene wat in het mediation traject besproken wordt in het strafproces een bewijsmiddel wordt. Koudwatervrees is dus niet nodig.
Al met al is het een zeer waardevol instrument voor de advocaat om een strafzaak tot een goed einde te brengen. Voor meer informatie over de aanpak van (complexe) strafzaken kunt u contact opnemen met Hendrik Sytema via sytema@delissenmartens.nl of 070-3115411.