Beroep op dwaling na sluiten vaststellingsovereenkomst slaagt niet

Beroep op dwaling na sluiten vaststellingsovereenkomst; doel met t.w.k. dekking nabestaandenpensioen; dwaling komt gezien omstandigheden voor rekening eiser

Casus

Eiser was sinds 2017 in dienst van gedaagde (pensioenregeling NN). Per 31 oktober 2021 is de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst beëindigd. Eiser is toen als zelfstandig ondernemer aan de slag gegaan en heeft in de hoedanigheid nog wel werkzaamheden voor gedaagde verricht, althans gelieerde vennootschappen. November 2021 is bij eiser de diagnose longkanker stadium 4 vastgesteld. Hij heeft gedaagde daarop verzocht de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen. Gedaagde heeft dat afgewezen. April 2023 heeft hij nog arbeidstherapeutische werkzaamheden verricht. Op 2 augustus 2023 heeft de gemachtigde van eiser de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd. Eiser vordert in deze procedure kort gezegd een verklaring voor recht dat overeenkomst vernietigd is op grond van dwaling en eiser nog bij gedaagde in dienst is. Eiser heeft aangegeven dat zijn voornaamste belang eruit bestaat dat zijn vrouw bij zijn overlijden een nabestaandenpensioen ontvangt. Ktr. wijst vorderingen af.

Op grond van wederzijdse dwaling is een overeenkomst vernietigbaar indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan. Dit tenzij wederpartij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden (art. 6:228 lid 1 aanhef en onder c). Vernietiging kan niet gegrond worden op een toekomstige omstandigheid of in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW). Eiser beroept zich op dwaling, dus rust stelplicht en bewijslast bij hem. Uitgangspunt is dat de rechter artikel 6:228 BW met terughoudendheid moet toepassen en partijen, ten aanzien van sluiten vaststellingsovereenkomst, in beginsel geen beroep op dwaling toekomt ten aanzien van hetgeen waarover juist werd getwist of onzekerheid bestond (ECLI:NL:HR:1985:AC4400). Dit kan anders zijn in het geval de wederpartij onjuiste informatie heeft verstrekt of relevante informatie heeft achtergehouden.

Oordeel rechter

Ktr stelt vast dat beroep op vernietiging niet gegrond is op toekomstige omstandigheid. Onvoldoende betwist dat eiser op moment van ondertekening al leed aan longkanker. Er wordt vanuit gegaan dat verkeerde veronderstelling van invloed was op inhoud vaststellingsovereenkomst. Gedaagde doet beroept op ‘tenzij’ bepaling (bij juiste voorstelling was eiser overeenkomst ook aangegaan). Stelplicht en bewijslast op dat punt ligt bij gedaagde. Ktr oordeelt dat voor zover eiser vaker heeft aangegeven voor zichzelf te willen beginnen (wat hij heeft betwist) hij dat gedaan heeft op momenten dat hij (meende) in goede gezondheid te zijn. Ligt gezien financiële risico’s niet voor de hand dat eiser – die gezin heeft – bij bekendheid met ziekte een eigen onderneming was gestart. Tenzij bepaling dus niet van toepassing.

Ktr oordeelt echter wel dat omstandigheden in dit geval rechtvaardigen dat dwaling voor rekening van eiser komt. dit om volgende redenen: - beëindigen arbeidsovereenkomst heeft op initiatief van beide partijen plaatsgevonden, - eiser heeft aangegeven dat hij eigen onderneming wilde starten en eerlijkere beloning en er was verstoring van verhouding met leidinggevende, - dus geen sprake van onderdrukzetting, - eiser heeft ook advies ingewonnen van arbeidsrechtadvocate en verzekeringsspecialist en wordt dus geacht bekend te zijn met gevolgen bestaande uit niet langer financiële zekerheid en pensioenopbouw via werkgever.

Eiser heeft geen verklaring gegeven waarom hijzelf niet een aanvullend pensioen heeft afgesloten. Hij had verlies aan recht op weduwen en wezenpensioen zelf kunnen indekken door aansluitend aan zijn dienstverband een voorziening te treffen. Eventueel vergoed krijgen van loonkosten door gedaagde van verzekeraar acht ktr van ondergeschikt belang en geen geldig argument om vaststellingsovereenkomst te vernietigen, omdat het dan ook bekostigd moet worden en ziektekostenverzekeraar dat nadeel moet dragen. Niet redelijk om te vernietigen om de reden dat loonkosten bij toewijzend vonnis afgewenteld zouden kunnen worden op de ziektekostenverzekeraar. Geen geslaagd beroep op dwaling dus. Evenmin onvoorziene omstandigheden, want daarvoor geen andere feiten en/of omstandigheden gesteld.

Vragen over pensioenindexatie na dienstverband?

Als werkgever of werknemer vragen over pensioenrecht? Heeft u vragen? Neem dan contact op met Jim Kaldenberg via kaldenberg@delissenmartens.nl  of +31 88 010 51 76.

Nieuwsbrief 'Pensioenrechtspraak'

Elke maand brengt Jim de nieuwsbrief 'Pensioenrechtspraak' uit op LinkedIn, waarin hij de meest recent gepubliceerde uitspraken van het pensioenrecht onder de loep neemt, speciaal voor de pensioen- en arbeidsrechtprofessional. Geïnteresseerd? Meld je dan hier aan: Abonneren op Linkedin nieuwsbrief

Gepubliceerd op: 25 juni 2024 in Pensioenrecht
Vragen?
Neem contact op met Jim (J.) Kaldenberg
Dwaling vaststellingsovereenkomst | Delissen Martens
Delen: