Opletten geblazen: het afwijzen van een door de aannemer gedaan herstelaanbod is niet zonder risico!

Stelt u zich de volgende situatie eens voor. U heeft een aannemer ingeschakeld voor de uitvoering van werkzaamheden aan uw woning. In eerste instantie lijkt alles goed te gaan. U bent tevreden. Maar dan ontdekt u dat het inmiddels afgeronde werk toch gebreken kent. U verzoekt de aannemer om tot herstel van de gebreken over te gaan. Wat nu als de aannemer wel bereid is om tot herstel over te gaan, maar niet op de manier zoals u dat voor ogen heeft? Met die vraag zag de Rechtbank Noord-Holland zich geconfronteerd.1

Wat was er aan de hand?

In deze zaak was aan de aannemer de opdracht verstrekt om stuc- en spuitwerk te verrichten aan de woning van de opdrachtgever. Na de oplevering bleek dat het stuc- en spuitwerk losliet zodra de afplaktape werd verwijderd. De opdrachtgever heeft het gebrek bij de aannemer gemeld en heeft ook direct een deskundige ingeschakeld om het gebrek aan het stuc- en spuitwerk te onderzoeken. De deskundige heeft in zijn rapport omschreven hoe het gebrek moet worden hersteld. De herstelkosten bedragen maar liefst € 12.471,60. Belangrijker nog, is dat de deskundige van mening is dat de opdrachtgever tijdens de uitvoering van de herstelwerkzaamheden tijdelijk elders zal moeten verblijven. Een tijdelijke verhuizing wordt dan ook noodzakelijk geacht. De opdrachtgever deelt de bevindingen van de deskundige met de aannemer en verzoekt hem om het werk op de door de deskundige omschreven manier te herstellen. De aannemer erkent dat het door hem uitgevoerde werk gebreken kent, maar is het niet eens met de wijze van herstel zoals die door de deskundige van de opdrachtgever is omschreven. De aannemer besluit dan ook om een contra-expertise uit te laten voeren door een eigen deskundige. Deze deskundige is van mening dat het werk inderdaad moet worden hersteld, maar dat een tijdelijke verhuizing niet noodzakelijk is. De aannemer stelt op basis van het rapport van zijn eigen deskundige voor dat hij eerst een proefkamer maakt en dat hij daarna de rest met de opdrachtgever bespreekt en inplant. De opdrachtgever wijst het door de aannemer gedane herstelaanbod af, omdat hij wil dat het herstel wordt uitgevoerd conform het rapport van de door hem ingeschakelde deskundige. De aannemer weigert en dus stapt de opdrachtgever naar de rechter.

Standpunten van partijen

De opdrachtgever vordert in de procedure primair vervangende schadevergoeding ten bedrage van € 12.471,60 conform de door zijn deskundige ingeschatte hoogte van de herstelkosten. Subsidiair vordert de opdrachtgever dat het werk wordt hersteld op de manier die door zijn deskundige is omschreven. Aan die vorderingen legt de opdrachtgever ten grondslag dat de aannemer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de aannemer in verzuim verkeert. De aannemer zou namelijk geen volledig en goed genoeg herstelaanbod hebben gedaan.

De aannemer stelt echter dat het op grond van artikel 7:759 BW in eerste instantie aan hem is om te bepalen op welke manier hij tot herstel overgaat. Daarnaast vindt de aannemer dat hij wel een goed genoeg herstelaanbod heeft gedaan. Door dat herstelaanbod niet te accepteren, zou niet hij maar juist de opdrachtgever in verzuim verkeren.

Het oordeel van de rechtbank

Vooropstaat dat partijen het met elkaar eens zijn voor wat betreft het feit dat het door de aannemer uitgevoerde werk gebreken kent. De vraag die overblijft, is de vraag of het door de aannemer gedane herstelaanbod redelijk is en of het de opdrachtgever vrij stond om dat herstelaanbod te weigeren. De rechter overweegt vervolgens dat uit artikel 7:759 BW volgt dat als het werk na de oplevering gebreken toont, de aannemer in beginsel altijd de gelegenheid moet worden gegeven om die gebreken te herstellen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het in beginsel aan de aannemer is om te bepalen op welke manier hij de gebreken zal herstellen. Dat is alleen anders wanneer het zonneklaar is dat de door de aannemer voorgestelde wijze van herstel niet deugd. In dit geval overweegt de rechter dat het door hem gedane herstelaanbod goed genoeg was en dat de aannemer ook niet gehouden was om het herstel uit te voeren op de door de deskundige van de opdrachtgever omschreven manier. Door het herstelaanbod van de aannemer te weigeren, is de opdrachtgever zelf in schuldeisersverzuim geraakt (artikel 6:58 BW). Het gevolg daarvan is dat de aannemer niet meer in verzuim kon raken, terwijl verzuim aan de zijde van de aannemer wel een vereiste is voor het kunnen vorderen van vervangende schadevergoeding. De primaire vordering van de opdrachtgever wordt dan ook afgewezen.

Interessant is echter met name dat ook de subsidiaire vordering, inhoudende dat de aannemer het werk moet herstellen, door de rechter wordt afgewezen. De opdrachtgever heeft namelijk niet simpelweg herstel gevorderd, maar herstel op de manier zoals dat door zijn deskundige was voorgeschreven. Had de opdrachtgever enkel herstel gevorderd, dan was de uitkomst waarschijnlijk anders geweest.

Een gewaarschuwd mens telt voor twee!

Wanneer het werk na de afronding daarvan gebreken laat zien, moet worden bedacht dat de aannemer op grond van artikel 7:759 BW in beginsel altijd eerst de mogelijkheid moet worden geboden om tot herstel over te gaan. Van nog groter belang is echter dat het in beginsel óók aan de aannemer is om te bepalen hoe de gebreken worden hersteld. Het staat u als opdrachtgever niet vrij om een redelijk herstelaanbod van de aannemer te weigeren. De hierboven besproken zaak illustreert namelijk dat het weigeren van een redelijk herstelaanbod grote gevolgen kan hebben. U kunt als opdrachtgever namelijk in schuldeisersverzuim raken. Schuldeisersverzuim van u als opdrachtgever, sluit het verzuim aan de zijde van de aannemer uit met alle gevolgen van dien. Daarnaast moet u er als opdrachtgever op bedacht zijn, dat wanneer u zich toch tot de rechter wendt en vordert dat de aannemer tot herstel moet overgaan, u de wijze waarop dat moet gebeuren in de formulering van uw vordering beter iets in het midden kunt laten. Daarmee voorkomt u dat die vordering toch wordt afgewezen ondanks het feit dat de aannemer wel tekort is geschoten in de nakoming.

Bij vragen over het bovenstaande of voor meer informatie over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met mr Linda van der Knaap (tel:+31703115411 of vanderknaap@delissenmartens.nl). 

11ECLI:NL:RBNHO:2021:9954.

Gepubliceerd op: 12 april 2022 in Vastgoedrecht
Vragen?
Neem contact op met Linda (L.) van der Knaap
Opletten geblazen: het afwijzen van een door de aannemer gedaan herstelaanbod is niet zonder risico!
Delen: