Valkuilen in het (appel)procesrecht – het gezag van gewijsde

Valkuilen zijn inherent aan het (appel)procesrecht en kunnen grote gevolgen hebben voor de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep of cassatie. Het is voor een advocaat van belang om zich van deze valkuilen bewust te zijn, indien hij zich op het terrein van het burgerlijk procesrecht begeeft. In de blogserie “valkuilen in het (appel)procesrecht” zullen verschillende procesrechtelijke thema’s worden uitgelicht die relevant zijn voor de civiele (proces)praktijk, tegen de achtergrond van enkele uitspraken van de Hoge Raad die in de afgelopen jaren zijn verschenen. In dit blog zal worden ingezoomd op het leerstuk gezag van gewijsde.

Het gezag van gewijsde: betekenis en reikwijdte

Het gezag van gewijsde is neergelegd in artikel 236 Rv en voorkomt dat een geschilpunt dat al in een andere procedure is beslecht, in een volgende procedure opnieuw ter discussie kan worden gesteld. Vereist is dat sprake is van (i) een beslissing die (ii) de rechtsbetrekking in geschil betreft en (iii) die in een kracht van gewijsde gegaan vonnis is vervat.

Een beslissing in vorenbedoelde zin kan neergelegd zijn in het dictum van de eerdere uitspraak maar ook in de (dragende) overwegingen die daaraan vooraf gaan. Een beslissing kan ook gelegen zijn in feiten of rechten die zijn vastgesteld maar niet zijn weersproken, zelfs bij feiten die impliciet zijn vastgesteld 1.

Geen ambtshalve toepassing

Het gezag van gewijsde kan door de rechter niet ambtshalve worden toegepast. Een procespartij moet nadrukkelijk een beroep doen op het gezag van gewijsde. Dit volgt uit artikel 236 lid 3 Rv. De rechter kan dit verbod ook niet omzeilen via de – evenzeer ambtshalve - toepassing van de goede procesorde 2 .

Let op: hoger beroep soms ook nodig bij een gunstig dictum

Ook in geval van een volledig gunstig dictum kan er aanleiding zijn voor het instellen van hoger beroep, zelfs als dit hoger beroep uitsluitend bedoeld is om het gezag van gewijsde te voorkomen3 . Een procespartij dient dus behoedzaam te zijn voor dragende overwegingen in een eerdere uitspraak, zelfs als het dictum van die uitspraak in haar voordeel is.

Tegenstrijdige beslissingen mogelijk

Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat als een partij geen beroep doet op het gezag van gewijsde en de rechter via de devolutieve werking tot een ander oordeel komt over de rechtsbetrekking in geschil, dit kan leiden tot tegenstrijdige beslissingen over die rechtsbetrekking4 . Het gezag van gewijsde stond in deze zaak niet in de weg aan de (werking van) de devolutieve werking van het hoger beroep, omdat er geen beroep was gedaan op het gezag van gewijsde. Het arrest onderschrijft het belang voor een procespartij om zich nadrukkelijk op het gezag van gewijsde te beroepen.  

Conclusie

Het gezag van gewijsde blijft de gemoederen in de civiele procespraktijk bezig houden. Duidelijk is dat het over het hoofd zien van het gezag van gewijsde een procespartij duur kan komen te staan. Het is daarom van belang om, als zich een geschilpunt voordoet die al in een eerdere uitspraak aan de orde is gekomen, waakzaam te zijn en die uitspraak (nog eens) kritisch te bestuderen. Dit geldt zowel voor zover de toepassing van het gezag van gewijsde nadelig kan zijn voor een procespartij als voor de situatie waarin het voordelig kan uitwerken.  

De (cassatie)advocaten van de sectie litigation van Delissen Martens procederen en adviseren regelmatig op het gebied van het appelprocesrecht. Een cassatieadvocaat kan in een vroegtijdig stadium van de procedure met de advocaten meekijken, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een eventuele cassatieprocedure. Als u procedeert in appel en vermoedt dat een cassatieprocedure zal volgen of behoefte heeft aan de inbreng of visie van een specialist in het appelprocesrecht, dan kunt u onze (cassatie)advocaten daarover raadplegen.

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact met op met Melvin van Tiel.

 

Vgl. concl. A-G Huydecoper bij HR 24 september 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AP6874, NJ 2006/200.

HR 16 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0025, NJ 2001/236.

HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:683.

HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784.

Gepubliceerd op: 18 december 2023 in Procesrecht
Vragen?
Neem contact op met Melvin (M.) van Tiel
Gezag van gewijsde
Delen: