Vriendendienst of aannemingsovereenkomst?

De instabiliteit op zowel de woning- als de bouwmarkt leiden tot creatieve oplossingen om de kosten beperkt te houden. Eén van die creatieve oplossingen kan bestaan uit het inschakelen van een handige kennis of vriend voor het uitvoeren van verbouwwerkzaamheden in plaats van een aannemer. Dat dit niet zonder risico is, blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Zeeland West-Brabant.1

De casus

Partijen hebben jarenlang op dezelfde camping gestaan en hebben over de jaren heen een vriendschappelijke band met elkaar opgebouwd. 

Vanwege een scheiding is Susan op enig moment op zoek gegaan naar een nieuwe woning. Tom is met Susan meegegaan naar de bezichtiging van de woning. Susan besluit de woning te kopen en wordt eigenaar van de woning maart 2020.

In april 2020 heeft Tom voor Susan twee lichtkoepels en acht inbouwspots geplaatst in de aanbouw van haar woning. Daarna bleek het dak van de aanbouw door te buigen en bleek het regenwater ook niet goed meer te kunnen weglopen.

Wat volgt is een deskundigenonderzoek. Daaruit blijkt dat Tom de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Zo heeft hij de dakconstructie niet verstevigd, terwijl dat wel had gemoeten. Het plaatsen van de acht inbouwspots blijkt ook niet goed te zijn gegaan. Als gevolg daarvan werkte de inbouwspots niet.   De deskundige komt tot de slotsom dat het herstel ongeveer een kostenpost van € 17.000,-  met zich mee zal brengen.

Hoewel Susan daarna meerdere keren aan Tom heeft gevraagd om tot herstel over te gaan, geeft hij niet thuis. Om die reden besluit Susan de zaak aan de rechter voor te leggen.

De vordering en het verweer

Susan stelt zich op het standpunt dat partijen een aannemingsovereenkomst hebben gesloten. Tom is die overeenkomst volgens haar niet goed nagekomen (wanprestatie) en heeft zijn fouten niet hersteld. Ook niet toen dat van hem werd gevraagd. Susan vraagt de rechter daarom om Tom te veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding: de ingeschatte € 17.000,- aan herstelkosten.

Tom is het niet met Susan eens en voert verweer. Hij stelt dat er helemaal geen sprake was van een aannemingsovereenkomst. In plaats daarvan was er sprake van een vriendendienst. Hij onderbouwt zijn standpunt door te wijzen op de omstandigheid dat hij alleen de kosten van de aanschaf van de lichtkoepels en de acht inbouwspots heeft voorgeschoten. Voor het uitvoeren van het werk (het plaatsen van de lichtkoepels en de acht inbouwspots) heeft hij echter geen vergoeding ontvangen. Bovendien vallen deze werkzaamheden niet onder zijn normale bedrijfswerkzaamheden (de werkzaamheden die hij normaal gesproken in het kader van zijn baan verricht).

Het oordeel van de rechter

Een vriendendienst laat zich volgens de rechter omschrijven als een eenvoudig hulpaanbod dat in de particuliere sfeer (dus tussen burgers onderling) wordt gedaan en dus niet als overeenkomst moet worden gezien. Als voorbeelden van een vriendendienst noemt de rechter het helpen met verhuizen of het helpen met klussen.

In het geval van een aannemingsovereenkomst is er geen sprake van zo’n hulpaanbod. In het geval van een aannemingsovereenkomst neemt de aannemer de verplichting op zich om tegen betaling door de opdrachtgever werk van stoffelijke aard tot stand te brengen.

Of er sprake is van een vriendendienst of van een aannemingsovereenkomst, is afhankelijk van de bedoeling van partijen. De bedoeling van partijen moet worden afgeleid uit dat wat zij tegen elkaar hebben gezegd en het gedrag dat zij tegenover elkaar hebben laten zien. Bepalend is niet alleen wat zij over en weer daadwerkelijk konden afleiden uit de gebruikte woorden en gedrag, maar ook wat zij daaruit mochten afleiden.

De crux in deze zaak zit hem enerzijds in de omstandigheid dat partijen hebben erkend dat zij een vriendschappelijke band met elkaar hebben gehad, maar anderzijds - en vooral - in het feit dat Susan niet heeft kunnen aantonen dat zij met Tom de afspraak heeft gemaakt om hem te betalen voor het uitvoeren van het werk. Terwijl dat nu juist cruciaal is om de afspraken te kunnen kwalificeren als een aannemingsovereenkomst.

Op basis van het bovenstaande komt de rechter dan ook tot de slotsom dat er sprake is van een vriendendienst. Dat betekent dat er van een wanprestatie geen sprake kan zijn. Daarvoor is namelijk een overeenkomst vereist. De rechter wijst de vordering van Susan daarom af.

Het is in mijn optiek niet ondenkbaar dat deze zaak in hoger beroep tot een andere uitkomst kan leiden. Daarbij geldt uiteraard wel de voorwaarde dat Susan kan aantonen dat zij wel degelijk met Tom heeft afgesproken dat zij hem voor het uitvoeren van het werk zou betalen. 

Welke lessen zijn er te trekken uit deze uitspraak?

Deze uitspraak laat wat mij betreft maar weer eens zien hoe ontzettend belangrijk het is om afspraken goed vast te leggen. Dat hoeft zeker niet altijd schriftelijk in letterlijk zin. De gemaakte afspraken mogen ook worden vastgelegd in een e-mailbericht. Zelfs het vastleggen van de door partijen gemaakte afspraken in een WhatsAppgesprek kan voldoende zijn. In alle gevallen geldt dat bij betaling van een vergoeding duidelijk moet worden omschreven waar die vergoeding precies op ziet. Als het de bedoeling is om een aannemingsovereenkomst te sluiten met een (goede) kennis of vriend, dan is het verstandig om expliciet vast te leggen dat de vergoeding ziet op het uitvoeren van het werk. Als dat niet duidelijk genoeg staat omschreven, kan het zomaar zo zijn dat een rechter uitgaat van een gebaar om te bedanken voor de hulp.

Heb je vragen na het lezen van deze blog? Neem dan vooral contact op met mr. Linda van der Knaap.

Nb: de namen in deze blog zijn fictief.

1 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2160.

Gepubliceerd op: 2 mei 2024 in Bouwrecht
Vragen?
Neem contact op met Linda (L.) van der Knaap
Vriendendienst vs aannemingsovereenkomst
Delen: