Valkuilen in het (appel)procesrecht – de (on)mogelijkheid van verzet

Iedere civiele advocaat is bekend met de betekenis van een verstekvonnis en wanneer deze zijn intrede doet. Als een gedaagde partij niet op de eerste of een door de rechter te bepalen roldatum in het geding verschijnt, verzuimt advocaat te stellen of het griffierecht niet tijdig voldoet (terwijl dit was aangezegd), dan kan tegen die partij verstek worden verleend, zo is – samengevat - terug te vinden in artikel 139 Rv. Tegen een verstekvonnis kan door de gedaagde partij binnen vier weken verzet worden ingesteld. De vraag rijst of verzet voor de gedaagde partij ook open staat indien de eisende partij in appel gaat tegen dat verstekvonnis. Deze vraag zal in dit blog centraal staan.  

Verstekvonnis niet altijd toewijzend

Op grond van artikel 139 Rv wijst de rechter een vordering bij verstek toe, tenzij deze hem ‘onrechtmatig of ongegrond voorkomt’. De rechter moet ambtshalve toetsen of het gevorderde niet in strijd is met regels van openbare orde en dwingend recht en of de gronden het gevorderde kunnen dragen. Alhoewel deze toets in de praktijk slechts zelden leidt tot een afwijzing van de vorderingen, is het denkbaar dat een vordering van eiser ondanks verstek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen (zie hiertoe art. 139 Rv).  

Verzet in hoger beroep: van een feitelijke instantie onthouden?

Artikel 143 Rv bepaalt dat de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, daartegen in verzet kan gaan. Deze regeling is van overeenkomstige toepassing in hoger beroep. Een gedaagde kan enkel in verzet komen tegen een verstekvonnis: er kan geen hoger beroep worden ingesteld. De vraag is echter of een gedaagde ook in verzet kan komen tegen een veroordelend vonnis, als de eisende partij voordien hoger beroep heeft ingesteld.  Het – in taalgebruik enigszins verouderde - artikel 335 lid 1 Rv bepaalt hieromtrent het volgende:

Van veroordeelingen bij verstek valt geen hooger beroep, doch indien de oorspronkelijke eischer van het vonnis in hooger beroep komt, zal de gedaagde alle zijne verdedigingen insgelijks in het hooger beroep kunnen doen gelden, zelfs bij wege van incidenteel beroep, zonder van het middel van verzet in eersten aanleg meer te kunnen gebruik maken

Nadat eiser in hoger beroep is gekomen tegen het verstekvonnis, kan gedaagde dus géén verzet meer aantekenen. Het toegewezen gedeelte in het verstekvonnis kan onder die omstandigheden door gedaagde nog enkel in hoger beroep aan de orde worden gesteld, bijvoorbeeld door het instellen van incidenteel appel. Komt gedaagde voortijdig in verzet tegen een verstekvonnis, dan staat voor eiser geen hoger beroep meer open1. Aldus ontstaat een ‘survival of the fittest’: de partij die als eerste een rechtsmiddel instelt, kan de ander de pas afsnijden. Voor degene die een verstekvonnis met een gedeeltelijke afwijzing van het gevorderde ontvangt, kan voorspoedig handelen dus gewenst zijn.

Conclusie

Afwachten na ontvangst van een verstekvonnis kan risicovol zijn. Enerzijds vanwege de relatief korte termijn voor het instellen van verzet (vier weken). Anderzijds omdat gedaagde, na hoger beroep door eiser in eerste aanleg, geen verzet meer kan aantekenen. De gedaagde partij wordt daarmee in wezen ‘beroofd’ van een feitelijke instantie, en kan alleen nog in appel opkomen tegen het verstekvonnis. De procederende advocaat dient hier rekening mee te houden.

De (cassatie)advocaten van de sectie litigation van Delissen Martens adviseren en procederen regelmatig op het gebied van het (appel)procesrecht. Een cassatieadvocaat kan in een vroegtijdig stadium van de procedure met de advocaten meekijken, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een eventuele cassatieprocedure. Als u behoefte heeft aan de inbreng of visie van een specialist in het procesrecht, dan kunt u onze (cassatie)advocaten daarover raadplegen.

Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact met op met Melvin van Tiel.

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in de andere blogs in deze blogserie over valkuilen in het (appel)procesrecht? Zie: Valkuilen in het (appel)procesrecht – het gezag van gewijsde (delissenmartens.nl)

 

1 Vgl. o.m. Hof 's-Gravenhage 16 mei 1984, NJ 1985/98; Hof Amsterdam 14 januari 1999, NJ 2001/298.

Gepubliceerd op: 19 februari 2024 in Procesrecht
Vragen?
Neem contact op met Melvin (M.) van Tiel
(appel)procesrecht
Delen: