Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen: in 2020 echt een feit?

Het is alweer drie jaar geleden (2016) dat het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht Rechtspersonen na een uitgebreide consultatiefase werd ingediend bij de Tweede Kamer. Het voorstel brengt met name veel nieuws voor de vereniging en de stichting. Wat gaat er veranderen, ervan uitgaande dat het voorstel naar de huidige stand redelijk ongeschonden de eindstreep haalt? Ik neem hieronder de belangrijkste wijzingen door.

Aanleiding voor de wetsherziening Bestuur en Toezicht Rechtspersonen

De bestaande regelingen voor (on)behoorlijk bestuur en toezicht zijn niet voor alle rechtspersonen gelijk. Als gevolg daarvan bestaat er bij sommige bestuurders en toezichthouders onduidelijkheid en daarmee onzekerheid over de regels waaraan hun handelen in voorkomend geval wordt getoetst. Dit ontbreken van uniformiteit en daarmee van een leidraad komt het handelen van bestuurders en toezichthouders niet ten goede. Vandaar dat de bestaande wet is herzien en nieuwe artikelen zijn toegevoegd.

Voornaamste wijzigingen wetsvoorstel Bestuur en Toezicht Rechtspersonen

De belangrijkste wijzigingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen luiden als volgt:

  • Het voorstel creëert een wettelijke grondslag voor een toezichthoudend orgaan bij verenigingen en stichtingen. Die is er nu vreemd genoeg nog niet. In het oorspronkelijke voorstel werd in dit verband slechts van een ‘raad van commissarissen’ gesproken. Nu is in het voorstel opgenomen dat de benaming ‘raad van toezicht’ ook is toegestaan.
  • Het voorstel introduceert een algemene norm, geldend voor alle rechtspersonen, inhoudende dat bestuurders en toezichthouders zich bij de vervulling van hun taak moeten richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden organisatie.
  • Met dit voorstel gaat de faillissementsaansprakelijkheid (de huidige artikelen 2:138 en 2:248 BW) gelden voor bestuurders en toezichthouders van alle rechtspersonen, dus ook die van informele verenigingen en stichtingen die niet onderworpen zijn aan de heffing van vennootschapsbelasting. Wel is opgenomen dat de wettelijke bewijsvermoedens waarvan een curator gebruik kan maken (= veronderstelde aansprakelijkheid van het bestuur bij te late deponering van jaarrekeningen of bij een gebrekkige administratie) alleen gelden bij stichtingen of verenigingen die zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting oftewel, kort gezegd, op winst gericht zijn. Dat betekent dat de vrijwillige bestuurders van buurt- en sportverenigingen niet zomaar door de curator van hun in dat geval gefailleerde vereniging kunnen worden aangesproken.
  • Als het voorstel tot wet wordt verheven zullen ook de vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en stichting kunnen kiezen voor een monistisch bestuursmodel (= een bestuurssysteem zonder afzonderlijk toezichthoudend orgaan, waarin de toezichthoudende functie wordt vervuld door niet-uitvoerende bestuurders).
  • Het voorstel bevat een algemeen geldend wettelijk verbod voor bestuurders en toezichthouders tot deelname aan de beraadslaging en besluitvorming bij tegenstrijdig belang. De huidige regeling op dit punt gaat voor alle rechtspersonen gelden (dus ook voor de vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij).
  • De hoofdelijke aansprakelijkheid voor bestuurders in de zin van artikel 2:9 BW wordt in het wetsvoorstel uitgebreid naar toezichthouders van verenigingen en stichtingen. Dat betekent een verzwaring van de aansprakelijkheidsrisico’s voor deze toezichthouders.
  • Omdat het in de praktijk niet altijd eenvoudig is om de bestuurder van een stichting bij disfunctioneren te ontslaan, voorziet het voorstel in een meer uitgebreide regeling op dit punt. Voorgesteld wordt dat een bestuurder en/of toezichthouder op verzoek van een belanghebbende of het Openbaar Ministerie door de rechter kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van taken, andere gewichtige redenen, ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet geduld kan worden, of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter. De gedachte is dat deze regeling beter past bij de voorname positie die stichtingen tegenwoordig in het maatschappelijk en economisch verkeer innemen.
  • Het wetsvoorstel introduceert de hoofdregel dat het bestuur de toezichthouders tijdig de voor de uitvoering van hun taak noodzakelijke gegevens dient te verschaffen. Dat houdt in dat het bestuur de toezichthouders ten minste eens per jaar schriftelijk op de hoogte dient te stellen van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s van de rechtspersoon en van de gebruikte beheers- en controlesystemen.

Status wetsvoorstel

De verwachting is dat het wetsvoorstel begin 2020 plenair in de Tweede Kamer wordt behandeld. Nu er al de nodige wijzigingen in het originele voorstel zijn aangebracht, is het de verwachting dat er vanuit de Tweede Kamer niet veel aanpassingen meer zullen volgen. Neemt vervolgens de Eerste Kamer niet al te veel tijd, dan kunnen de gewijzigde en de nieuwe wetsartikelen in 2020 in werking treden.

Vragen?
Neem contact op met René (R.) Willemsen
Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen: in 2020 echt een feit?
Delen: